NL
.
Hoe Sanda’s dood het Belgische racismeprobleem opnieuw op tafel gooit
Hoe Sanda’s dood het Belgische racismeprobleem opnieuw op tafel gooit
Witte puntmutsen, choquerende racistische filmpjes en het veelvuldig gebruik van het n-woord. Zelfs als de hele wereld ziet dat er racisme in het spel is, blijft de Belgische mainstream hardnekkig ontkennen. Dat maakten de reacties op de moord van Sanda Dia nog maar eens duidelijk.

Wanneer het na talloze mislukte pogingen niet lukt om het monster te negeren, bekent België - nooit unaniem en steeds schoorvoetend - dat racisme een factor 'kan zijn'. Nochtans zou het een van de eerste te onderzoeken gronden moeten zijn wanneer een persoon van kleur ergens slachtoffer van is. Racisme is namelijk een inherent element van de samenleving waarin we leven. Tot vervelens toe moet herhaald worden dat racisme een structureel probleem is, dat dit land is gebouwd op en in stand wordt gehouden door racistische mechanismen die spelen op o.a. de arbeidsmarkt, woonmarkt en in het onderwijs. Om de zoveel tijd komt er een onderzoek of incident bovendrijven dat dit aantoont, waarop dan vaak door steeds dezelfde personen boos en verontwaardigd wordt gereageerd. Om de zoveel tijd herbeleven mensen van kleur bovendien daarmee hun eigen trauma's. Maar racisme zelf blijft onaangeraakt en actief beschermd. Racisme doet België draaien.

Toen de moord op Sanda Dia na twee jaar het grote publiek bereikte, was het beeld van een zwarte jongen in een witte vereniging reden genoeg om de vraag rond racisme te stellen. Het waren vooral denkers van kleur die die link meteen durfden te maken op sociale media en daar direct ook reactie op kregen. Het sentiment is altijd hetzelfde: dat het te vroeg is om dat idee op te werpen, dat het onderzoek afgewacht moet worden (het onderzoek moet altijd afgewacht worden in de hoop dat het onderzoek vergeten wordt), dat niet alles op racisme gestoken moet worden, dat de race card gebruikt wordt, ...

In een interview van 10 augustus zegt CD&V'er en huidig staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi: "Ik zie niet in waarom het woord racisme weer bovengehaald moet worden." Nochtans was toen al bekend dat de Reuzegommers een zwarte man die bedelde lastigvielen en hem "Handjes kappen, de Congo is van Sanda Dia/van ons" toezongen. Een nogal duidelijke indicatie van minstens een antizwart gedachtegoed binnen de groep en een bijkomende reden om racisme mee te onderzoeken in de moord op Sanda. "Ik zie niet in waarom" is een oneerlijke uitspraak, "ik wil niet zien" klinkt oprechter. Ook de verzuchting dat "racisme weer bovengehaald moet worden" legt het probleem - zoals dat altijd gebeurt - bij wie racisme durft te benoemen, niet bij racisme zelf.

Toch is dat ook iets waar Sanda's vrienden, Sven Mary (de advocaat die vader Ousmane Dia vertegenwoordigt) en de tegenpartij het eens over lijken te zijn: over racisme zal níet gesproken worden.

Persoonlijk versus collectief rouwproces
Eind juli creëren Sanda's vrienden een instagrampagina om hem te herdenken. Ze zetten de toon al bij de allereerste, nog steeds onaangepaste post. Ze vinden het daarin belangrijk om te expliciteren dat racisme géén element in de Reuzegomzaak is. Bij de eerste foto van Sanda staat: "Voorts willen wij, zijn beste vrienden, benadrukken dat dit geen rassenkwestie is noch een pleidooi tegen studentendopen. Het hoofddoel blijft zeker en vast het herdenken van onze fantastische vriend."

Op basis van interviews met die beste vrienden is duidelijk hoe wit Sanda's dichte omgeving was. Het is een vaststelling, geen verwijt, maar wel een die we moeten maken. Het verklaart deels de topics waarop de vrienden hun aandacht plaatsen in publieke uitingen. Die gaan over verwerking en gerechtigheid als onderdeel van een persoonlijk rouwproces, maar de aandacht wordt expliciet weggeschoven van racisme of gerechtigheid op een collectief niveau. Daarnaast lijkt het door woorden als 'Voorts willen wij, zijn beste vrienden (...)' dat de vriendschapsband geïnstrumentaliseerd wordt om hun positie en uitspraken te legitimeren. Ik denk terug aan hoeveel mensen van kleur (als overlevingsstrategie) racistische ervaringen ontkennen, waardoor het mij niet ondenkbaar lijkt dat witte mensen racisme niet herkennen, zelfs wanneer hun beste vriend erdoor geraakt wordt.

De laatste Instagram-post toont een screenshot van het The New York Times-artikel met de kop "A Black Belgian Student Saw a White Fraternity as His Ticket. It Was His Death". Daar waar het artikel in de titel al een link maakt tussen Sanda's huidskleur en zijn aanwezigheid in een witte studentenvereniging, blijft een caption onder de post voorzichtig beperkt tot: "Het verhaal van Sanda heeft ondertussen Amerika bereikt. Het is zelfs voorpaginanieuws. Jammer genoeg is er nog steeds geen uitzicht op JusticeforSanda. (...)". Ook hier wordt, ondanks het artikel waarnaar verwezen wordt dat het precies daarover heeft, geen connectie gemaakt met racisme. De focus ligt op het bereiken van een grote Amerikaanse krant en de prominente plaats daarin.

Sanda's vrienden bepalen mee het narratief en tegelijkertijd vormen hun persoonlijke relaties met hem een buffer tegen mogelijke kritiek. Deze twee elementen (de narratiefbepaling en de buffer) maken het moeilijk plaats te creëren voor het collectief rouwproces dat racisme met zich meebrengt. Een collectief rouwproces, in de eerste plaats én voornamelijk voor mensen van kleur die weten wat het is om je in een volledig witte omgeving te begeven en wat voor giftigheid dat met zich kan meebrengen. Het brengt ons op een pijnlijke manier dichter bij elkaar op een plek waar Sanda's vrienden hem nooit hebben moeten ontmoeten. Racisme niet wíllen benoemen terwijl het duidelijk aanwezig is, is zeggen dat mensen van kleur geen onderdeel mogen zijn van het rouwproces, wat een miskenning inhoudt van Sanda's lijden in zijn volledigheid, zelfs als hij daar zelf (nog) niet hyperbewust van was. Sanda's dood was een tragedie, de enkele idee van herdenking in plaats van een verregaande gerechtigheid als hoofddoel zou een tweede tragedie zijn en toont een blindheid voor andere mogelijke slachtoffers van kleur die zich in gelijkaardige kringen begeven. Dergelijke racisme-ontkennende narratieven staan een krachtdadige veroordeling en noodzakelijk maatschappelijke verandering in de weg.

Van advocaat tot rechter en de wetten tussenin: ook het juridisch apparaat houdt racisme mee in stand
Advocaat Sven Mary deelde in een reactie: "(...) beweren dat Sanda vanwege zijn huidskleur is omgekomen, doen we niet. Het dossier bulkt nu al van de misdrijven." Waarom doen "we" dat niet? Sinds wanneer vindt een advocaat dat er genoeg andere misdrijven zijn bij de vertegenwoordiging van een slachtoffer en/of diens nabestaanden? Waarom vragen "we" niet minstens dat racistische motieven onderzocht worden? Zijn uitspraak doet denken aan advocaat Vic Van Aelst die de Turkse Songül Koç, overlever van de racistische aanslag door Van Themsche in 2006, verdedigde en in een Terzake-interview benadrukte dat het proces niet om racisme draaide. (ZPIR: Vic Van Aelst trad later toe tot het extreem-rechts N-VA.) In een later interview, nadat Koç op basis van die uitspraak een andere advocaat onder de arm nam, zei Van Aelst: "Ook Songül Koç wist zeer goed dat ik hier geen proces over racisme van wilde maken, dat ik dat helemaal niet het hoofdmotief vind voor de moorden. Maar je voelt dat de zaak van alle kanten opgeblazen wordt, om er toch maar een racistische moord van te maken." Het was in Koç's belang om racisme als drijfveer, duidelijk aanwezig, mee te nemen. Toch slaagde Van Aelst er als advocaat niet in om die belangen te vertegenwoordigen en die belangen te plaatsen boven zijn eigen "wil", net zoals Mary er niet in slaagt zijn eigen terughoudendheid en gebrek aan kennis over racisme te (willen) overstijgen.

De ontoereikendheid van het juridisch apparaat begint lang voor advocaten dergelijke 'het is geen racisme' uitspraken doen. Het begint in aula's waar racisme zelden of nooit een onderwerp is in de bespreking van verschillende rechtsvakken waarin het relevant zou zijn (een eventueel keuzevak daar gelaten) en in de rechtsscholen die de basis vormen van rechtenstudies. Het is verder voelbaar in de wetten die gemaakt worden zoals een slappe, haast onbruikbare antiracismewet of het bestaan van bijvoorbeeld de racistische, op grond van islamofobie gecreëerde antiboerka- en antiniqabwet. Uit een onderzoek van econome prof. dr. Bielen (UHasselt, 2019) blijkt dat verdachten met een islamitische naam vaker een straf krijgen dan verdachten met een westerse naam in gelijkaardige zaken en dat de kans op vrijspraak drie keer lager ligt. Op elke laag van het juridisch apparaat kunnen raciale (impliciete) vooroordelen niet uitgesloten worden, zelfs niet voor een rechter. Als dan advocaten zélf racisme niet eens kunnen benoemen, niet tot in een rechtszaal kunnen brengen, zijn we nog verder van huis.

Kleur bekennen
Die racismeontkenning brengt ons in ieder geval tot de vraag of zij, de vrienden en de advocaat, wel in een positie zijn om dergelijke uitspraken te doen in de eerste plaats. Kunnen zij vanuit hun positie die vertrekt vanuit witheid racisme voldoende (snel) herkennen? En als zij racisme niet kunnen herkennen, hoeveel waarde kan er dan gehecht worden aan hun uitspraken daarover?

De mogelijke vriendschap of de juridische vertegenwoordiging doet niets af aan het belang om elke persoon die een rol opneemt in de Reuzegomzaak te "positioneren". De gedane uitspraken staan niet los van de individuen, en de individuen staan niet los van hun achtergrond waaraan een maatschappelijke waarde vasthangt. Mensen die nooit aan de receiving end staan en/of geen noemenswaardige expertise hebben, zijn niet het best geplaatst om zich over racisme, en vooral de afwezigheid daarvan, uit te spreken. De persoon die publiekelijk durft te zeggen dat hij geen vrouwen meer in dienst neemt, klinkt niet als de meest geschikte persoon om het over discriminatie, laat staan racisme in het bijzonder, te hebben. Racisme gaat niet om subjectieve opinies van wie er niet onder lijdt, maar draait om objectief waarneembare elementen. Dat de beste vrienden of een advocaat van de nabestaanden beweren dat racisme geen factor is, zegt niets over de vraag of racisme weldegelijk een factor wás. Dat zij naar gras kijken en het paars noemen, maakt een weide niet minder groen.

Voor altijd de subaltern
Uit meermaals herhaalde feiten blijkt dat Sanda's kleur inderdaad een rol speelde in hoe hij behandeld werd. Hij werd door de Reuzegommers gezien als een zwarte persoon en dáárdoor als een mindere, iemand die je kan aanspreken met het n-woord, die inferieur is aan witte mensen en hen moet bedienen. Drie Reuzegommers staan op foto in Ku Klux Klan-outfit en er is dan nog de eerder aangehaalde video waarop een zwarte man racistisch geweld over zich heen krijgt. Racistisch gedrag vormde een onderdeel van de Reuzegomcultuur. Hoe kan deze inhumane manier van kijken naar zwarte mensen geen factor hebben gespeeld in hoe zij keken naar Sanda, nog steeds eerst een zwárte student, ook al begaf hij zich in hun wit milieu?

Die verschillende feiten tonen dat de Reuzegommers zwarte mensen als submens zien. Waarom zou het dan een vergezochte redenering zijn dat zij Sanda op basis daarvan - bewust of onbewust - meer lieten lijden dan de andere schachten? Als Sanda voor hen een submens is, waarom hem dan menselijk behandelen? Een submens kan meer vernedering en foltering aan, toch? Er bestaan hele onderzoeken over raciale vooroordelen binnen de medische wereld met betrekking tot de pijnbeoordeling van zwarte patiënten en de racistische vooringenomenheid dat zij meer pijn kunnen verdragen waardoor zij een slechte of geen behandeling krijgen. Waarom zou een bende witte bachelorstudenten met een geschiedenis van racistisch geweld hier immuun tegen zijn?

En toch, nog steeds, mag racisme niet benoemd worden. De angst voor racisme, het woord, lijkt groter dan die voor racisme, het machtsapparaat.

Meer bezorgdheid over internationale reputatie dan om racisme zelf
Enkel wanneer het racisme dat hier wijdverspreid is internationaal nieuws haalt, lijkt het alsof het even serieuzer wordt genomen. Ik hoopte na het The New York Times-artikel toch dat het racistisch geweld van de Reuzegommers een belangrijker element zou vormen in de gesprekken dan voorheen. Maar de stukken die volgden, gingen vooral over hoe die Amerikanen racisme linkten aan de zaak, niet over dat racisme inderdaad een noemenswaardige factor is.

"New York Times ziet in dood Sanda Dia symbool van racisme" (De Standaard). The New York Times ziet, wij vooralsnog niet. "Volgens de krant maakt de dood van Sanda Dia deel uit van een groter probleem in ons land: culturele verdeeldheid, racisme en extremisme." (het Nieuwsblad). Volgens The New York Times, volgens ons vooralsnog niet. Het Nieuwsblad gaat nog verder en beschuldigt de krant ervan "volop die vermeende raciale kaart" te spelen, maar het zijn vooral zij die niet over racisme willen praten, die die race card suf gebruiken als middel om slachtoffers van racisme het zwijgen op te leggen. "België krijgt stilaan de reputatie van een land waar racisme en neonazisme gedoogd worden." (De Morgen). Racisme wordt enkel genoemd als het gaat om de reputatie van België, niet in relatie tot slachtoffers ervan in dit land.

De Belgische samenleving is inherent racistisch, het Belgisch juridisch apparaat is inherent racistisch, de Belgische academische wereld is inherent racistisch, Belgische media zijn inherent racistisch. Alleen wanneer België eindelijk beslist racisme zelf serieus te nemen en op een diepgaande, actieve manier aan te pakken op die vele niveaus zullen Sanda en andere slachtoffers van raciaal geweld die hem voorgingen en nagaan rechtvaardigheid kennen. Al de rest, ook in de rechtbank, zal theater zijn.

Klik hier voor het volledige artikel.

Terug