NL
.
Doorbraak-activist Harry Westerink: 'Racisme van de straat en racisme van de staat voeden elkaar'
Bron: doorbraak.eu
Op uitnodiging van Comité Boni hield Doorbraak-activist Harry Westerink op 12 december in Amsterdam een praatje tijdens een interne bijeenkomst van het comité. Hieronder de integrale tekst van dat praatje.

Allereerst wil ik iets zeggen over mezelf. Zoals jullie zien, ben ik een witte oudere man. Iemand met witte voorrechten dus. Kijk maar wat je doet met het praatje dat ik nu ga houden. Ik zou zeggen: geef me gewoon het nadeel van de twijfel...

Ik ben 59 jaar en ik ben zo'n 35 jaar bezig met actievoeren op het gebied van migranten en vluchtelingen, tegen racisme en apartheid, tegen kapitalisme, tegen seksisme. De laatste 10 jaar ben ik onder meer actief geweest tegen de Zwarte Piet-figuur en tegen koloniale verheerlijking van zeeschurken als Jan Pieterszoon Coen, Piet Hein en Michiel de Ruyter. Ik ben lid van de organisatie Doorbraak. En veel van mijn strijdervaringen vanuit die club heb ik verwerkt in mijn praatje.

Ik zal eerst wat vertellen over racisme en fascisme, in het algemeen. En daarna ga ik in op de noodzaak om daartegen te strijden. En vervolgens ga ik het hebben over hoe we dat zouden kunnen doen, met welke middelen, mogelijkheden en strategieën, en vanuit onze eigen positie.

Machtsverhoudingen

Er zijn in de samenleving wereldwijd meerdere ongelijkwaardige en onrechtvaardige machtsverhoudingen: niet alleen tussen wit en zwart, maar ook tussen man en vrouw, rijk en arm, hetero en homo, mens en natuur. Niet een van die machtsverhoudingen zou in de strijd ertegen centraal moeten staan, er zou geen vaststaande hiërarchie moeten zijn bij de vraag welke van die verhoudingen het eerst of het meest zou moeten worden bestreden. Want voor verschillende mensen met verschillende posities zijn verschillende strijden belangrijk. Voor de een het ene, voor de ander het andere. Wel is er een samenhang en wisselwerking tussen die verhoudingen. Machthebbers maken gebruik van machtsverhoudingen door een verdeel- en heerspolitiek in te zetten. Bijvoorbeeld: witte arbeiders krijgen van machthebbers te horen dat migranten en vluchtelingen de zondebok zijn, in plaats van dat het kapitalisme als het probleem wordt benoemd waardoor witte en zwarte arbeiders te weinig inkomen hebben en vervelend en onzeker flexwerk moeten doen.

Ik ga nu dieper in op racisme, op de machtsverhouding tussen witte mensen aan de ene kant en zwarte en bruine mensen aan de andere kant. Daarbij zie je heel in het algemeen twee vormen die ik noem: racisme op straat en racisme van de staat. Ofwel: racisme van onderop en racisme van bovenaf, racisme als micro-agressie van mens tot mens en racisme als macro-agressie van de kant van de instituties naar individuen of minderheidsgroepen toe. Even een voorbeeld van beide vormen: een bepaalde witte persoon kan richting een zwarte persoon het n-woord gebruiken of de zwarte persoon uitschelden voor Zwarte Piet. Dat is racisme van onderop, op straat, in het alledaagse leven. En een bepaalde minister kan beleid voorstellen om zwarte en bruine mensen die in multiculturele wijken wonen, harder en meer te straffen voor hetzelfde strafbare feit als witte mensen die in monoculturele wijken wonen. Dat is racisme van bovenaf, racisme van de staat, van instituties. We kunnen dan ook spreken van geïnstitutionaliseerd racisme.

Dat institutionele racisme bestaat al eeuwenlang. Het vormde het fundament van het koloniale systeem en ook van het apartheidssysteem in Zuid-Afrika. En het bestaat nog steeds in onze samenleving. Beide vormen van racisme, dus van onderop en van bovenaf, voeden elkaar, versterken elkaar en hebben een wisselwerking met elkaar. Als iemand van de staat iets racistisch zegt of doet, dan is dat een boodschap voor veel 'gewone' witten, dan is dat een rolmodel of voorbeeld. Als 'gewone' witten op straat, op hun werk of waar dan ook racistisch gedrag vertonen, dan pikken witte machthebbers dat op om er hun voordeel mee te doen, om de witte privileges te bevestigen, om de witte macht te vergroten.

Racisme bestaat dus al heel lang. Als we tegen racisme in actie komen, dan is het bijzonder belangrijk dat we dat beseffen. We moeten dus geen gemakkelijke overwinningen verkondigen in de strijd tegen racisme. Maar tegelijk moeten we ook niet moedeloos worden en ons laten ontwapenen door gevoelens van machteloosheid en frustratie. Al die eeuwen is er namelijk niet alleen racisme geweest, maar ook verzet tegen racisme. Verzet tegen koloniale overheersing, tegen politiegeweld en tegen andere vormen van geweld door de staat. Verzet van slaafgemaakten, van de burgerrechtenbeweging in de VS, van organisaties als de Black Panthers, van de strijd ook tegen racistische karikaturen als Zwarte Piet.

Zonder strijd geen overwinning

Wie wordt onderdrukt, kan beter niet te vaak denken: er is geen ontsnappen mogelijk uit het systeem dat mij onderdrukt. Wie zo gaat denken, heeft veel minder kans om ooit te gaan protesteren tegen onrecht. Dat geldt ook voor racisme. Want alle vormen van overheersing en onderdrukking hebben door de hele geschiedenis van de mensheid heen ook altijd verzet opgeroepen, op de een of andere manier. Steeds kun je zien dat er verzet tegen overheersing en onderdrukking is geweest en nog steeds is, hoe zwaar en onmenselijk de omstandigheden ook waren en zijn. Er is dus een duidelijke dynamiek tussen racisme en de strijd ertegen. En wij allemaal, zwarte en witte mensen, wij allemaal kunnen eraan bijdragen dat het racisme uiteindelijk gaat verdwijnen. Dat is een hele lange weg om te gaan, ik weet het. Maar het is beter om op stap te gaan, om dus die lange weg in te slaan, dan om in een hoekje te gaan zitten somberen. We weten één ding zeker: zonder strijd geen overwinning. En wat heeft nu het minste zin, wat is het meest zinloos? Dat is: zeggen dat de strijd tegen racisme geen zin heeft. Want wat is dan het alternatief? Alles maar laten voortduren? Extreem-rechts maar groter laten worden? Racisme op de arbeidsmarkt en op de woningmarkt maar laten toenemen? Kunnen we nog met goed fatsoen in de spiegel kijken, als we de boel de boel laten? Als we het er maar bij laten zitten? Dat is toch geen oplossing voor al onze problemen in deze samenleving?

Er zal dus iets moeten gebeuren. Zeker in deze barre tijden waarin het fascisme oprukt, nationaal en internationaal. Wie gaat extreem-rechts stoppen? Wie gaat proberen te verhinderen dat het fascisme de macht grijpt, op straat en bij de staat? Wie gaat wie ondersteunen als we worden aangevallen, als we worden buitengesloten, als we niet mogen demonstreren, als we onze mening niet mogen uiten, als er geen rekening met ons wordt gehouden? Dat zullen we allemaal zelf moeten doen, met en voor elkaar. Allen voor een, een voor allen: dat zou ons motto moeten zijn.

Nu zou het kunnen dat jullie denken: maar zo makkelijk is dat allemaal niet. En dan zeg ik: inderdaad, zo makkelijk is dat niet. En juist daarom moeten we aan de slag. Omdat het allemaal zo makkelijk niet is. Omdat we veel moeite moeten gaan doen, omdat het lastig is om die strijd tegen racisme aan te gaan. Juist daarom moeten we niet opgeven en niet moedeloos worden. Want dan hebben we meteen al verloren. We moeten proberen om ons in die strijd te mengen, om er deel van uit te gaan maken. Om te leren hoe je het beste actie kunt voeren. Dat leer je niet langs de zijlijn, dat leer je niet door alleen maar commentaar te leveren zonder deel te nemen. Nee, dat leer je juist in die strijd, terwijl je ermee bezig bent. Het belangrijkste is dus dat we beginnen, dat we ons engageren, ons verbinden met elkaar, dat we bondgenoten worden, dat we samen empoweren. Sterker worden dus. Want alleen samen staan we sterker. Natuurlijk nemen zwarte mensen op een andere manier aan de strijd tegen racisme deel dan ik als witte. Natuurlijk voeren we die strijd vanuit verschillende posities.

Dan kom ik bij wat zaken die ik heb geleerd in de lange periode dat ik bezig ben met activisme. Ik stip nu een aantal strijdervaringen aan waar ik veel aan heb gehad. Ik heb een rijtje met tien aandachtspunten gemaakt waar we natuurlijk nog verder over kunnen praten later.

Tien aandachtspunten

Ten eerste: we moeten het altijd samen doen, we moeten altijd collectiviteit nastreven, collectiviteit is kracht. In je eentje begin je niks en verander je niks. In je eentje word je weggevaagd en mag je uiteindelijk in een hoekje gaan zitten huilen om alle ellende in de wereld.

Ten tweede: die collectiviteit moet geen hiërarchie kennen, er moeten geen bazen en knechten zijn in ons verzet tegen onrecht. Dan komen we nergens, dan maken we alleen maar ruzie in eigen kring, in plaats van onze strijd te richten op onze tegenstanders. We moeten in onze eigen verzetsstructuren alvast proberen te leven en te werken zoals we dat zouden willen in een ideale samenleving die we misschien ooit gaan bereiken, in de toekomst. Dat betekent in elk geval dat we moeten beginnen om elkaar beter te leren kennen en om vertrouwen in elkaar op te bouwen.

Ten derde: in onze verzetsstructuren moeten we streven naar interne solidariteit. Dat betekent vooral ook dat we voldoende rekening moeten houden met elkaar. We moeten op tijd komen, onze afspraken nakomen, onze taken zo goed mogelijk uitvoeren, we moeten iedereen serieus nemen en we moeten oog hebben voor scheve machtsverhoudingen in onze eigen groepen. Want hoe denken we de wereld te kunnen veranderen als zoiets niet eens lukt in onze eigen groepen?

Ten vierde: we moeten niet bang zijn om elkaar opbouwende kritiek te geven. Opbouwend, dus niet afbrekend. Opbouwende kritiek maakt onze strijd alleen maar beter, sterker, succesvoller.

Ten vijfde: we moeten afstappen van het "ik", het "mij" en op weg gaan naar het "wij", het "ons". Het is belangrijk wat ieder van ons voelt, vindt, zegt en denkt. Maar belangrijker is nog wat wij met elkaar voelen, vinden, zeggen en denken. Want dat bepaalt onze strijd en hoe we de lange weg van de strijd gaan bewandelen.

Ten zesde: we moeten goed in de gaten hebben wie onze bondgenoten zijn en wie onze tegenstanders zijn. En ook belangrijk: wie de mensen zijn die daartussen zitten, dat zijn vaak halve bondgenoten en halve tegenstanders. En we moeten de moed hebben om zelf te bepalen met wie we gaan strijden, wie we kiezen als vrienden. In de strijd tegen racisme betekent dat volgens mij dat we vrijwel geen vrienden en bondgenoten hebben zitten in het parlement en in de regering. En ook veel te weinig bij al die mensen die te veel vertrouwen blijven houden in de parlementaire politiek. We moeten ons daarom niet laten vertegenwoordigen door politici die we niet vertrouwen, die ons vertrouwen beschamen. We moeten op onszelf vertrouwen, we moeten onze eigen stem laten horen.

Ten zevende: in de strijd tegen racisme is het wezenlijk dat zwarte mensen de regie van die strijd hebben. Zij moeten vooroplopen, zij moeten de richting van de strijd bepalen, en dus niet witte mensen. Witten kunnen hen ondersteunen in die strijd, maar moeten die strijd niet overnemen, en dus ook niet inkapselen en afzwakken.

Ten achtste: alleen samen kunnen we tegen racisme en fascisme strijden. Die strijd kan en mag niet verlopen volgens een blauwdruk die van tevoren is vastgelegd. Niemand heeft namelijk het ultieme plan, het uiteindelijke draaiboek. Niemand kan ons garanderen dat we succes zullen hebben als we maar voor dat ene goede strijdplan kiezen. Er moet altijd een wisselwerking zijn tussen theorie en praktijk, tussen iets bedenken en dan uitproberen en dan weer iets bedenken en weer uitproberen, op basis van de eerdere strijdervaringen. Het belangrijkste voor nu is: we moeten een commitment hebben om de strijd aan te gaan. En niet afwachten totdat anderen daarmee beginnen. Als wij niet beginnen, wie dan wel?

Ten negende: om te gaan strijden hebben we veel nodig: tijd, mensen, geld, energie, hoop, zin, vergader- en ontmoetingsruimten, contacten, netwerken, websites, sociale media, noem maar op. Het is lastig om dat allemaal voor elkaar te krijgen. Maar we moeten proberen om over genoeg middelen te kunnen beschikken waardoor onze strijd succesvol kan worden.

Ten tiende: we moeten hoop hebben, hoop op verandering, hoop op een betere wereld, en dat betekent dat we die hoop moeten gaan organiseren. Heel doelbewust moeten we proberen om aan groepsvorming te gaan doen, om zo tegenmacht op te bouwen. Door te empoweren gaan we in onszelf en in onze opdracht geloven, meer geloven. Door te empoweren wordt er veel meer mogelijk. Veel meer dan we ooit voor mogelijk hebben gehouden. Want we hebben een wereld te winnen!
Terug