NL
.
Rapport VN-commissie
Om de vier jaar beoordeelt een VN-commissie bestaande uit mensenrechtenexperts of landen zich houden aan de VN-verdragen die zij hebben ondertekend. In 2015 boog de VN-commissie voor het tenietdoen van racisme en discriminatie zich onder meer over de situatie in Nederland en noteerde een aantal kritische opmerkingen samengebundeld in een VN-rapport. De opmerkingen die het meest van toepassing zijn binnen de context van de racistische karikatuur Zwarte Piet werden vertaald naar het Nederlands en worden hieronder weergegeven. De originele integrale tekst kan u hier vinden.



Committee on the elimination of racial discrimination, CERD
(VN-commissie voor het tenietdoen van racisme en discriminatie)

(...)

C. Bekommernissen en aanbevelingen

Verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het VN-verdrag

7. De commissie stelt vast dat de staat aanzienlijke bevoegdheden met betrekking tot de uitvoering van het VN-verdrag heeft overgeheveld naar de gemeenten. De commissie merkt met bezorgdheid op dat veel gemeenten niet over voldoende middelen en expertise beschikken om discriminatie op basis van herkomst te voorkomen of adequaat te bestrijden. Verder stelt de commissie met bezorgdheid vast dat ondanks de invoering van de "wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen", niet alle gemeenten een anti-discriminatiebeleid hebben in overeenstemming met het antidiscriminatiebeleid van de staat. (art. 2 en 3)
8. De commissie herinnert de staat aan de verantwoordelijkheid van de Nederlandse centrale overheid over de uitvoering van het VN-verdrag en voor de toepassing van het antidiscriminatiebeleid van de staat. De commissie beveelt de staat aan de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle gemeenten beschikken over voldoende middelen en de nodige expertise voor een effectieve uitvoering van het VN-verdrag op lokaal niveau. Verder beveelt de commissie de staat aan te waarborgen dat alle gemeenten een anti-discriminatiebeleid opstellen ter aanvulling van het nationaal anti-discriminatiebeleid.

Wetgeving

9. Akte nemend van het besluit van het Nederlands hooggerechtshof en de interpretatie gemaakt door de staat, volgens welke de term 'ras' in de anti-discriminatiewetgeving van de staat opgevat moet worden in overeenstemming met artikel 1 van het VN-verdrag, en akte nemend dat de wetgeving van de staat een algemeen verbod omvat van discriminatie op grond van herkomst, is de commissie bezorgd dat sommige elementen van de definitie van op herkomst gebaseerde discriminatie slechts zijn voorzien in het strafrecht. De commissie merkt met bezorgdheid op dat een racistische drijfveer geen verzwarende factor vormt voor strafbare feiten in het kader van de wet en dat een zwaardere straf enkel kan worden aangevraagd op basis van "instructies" uitgevaardigd door de openbaar aanklager (art. 2 en 5).

10. De commissie beveelt aan om de definitie van discriminatie op basis van herkomst op te nemen in de wetgeving en volledig in overeenstemming is met artikel 1 van het VN-verdrag, met inbegrip van huidskleur, afkomst en etnische origine, en alle relevante rechtsgebieden moet beslaan. Verder beveelt de commissie aan dat de staat in haar strafrecht, op herkomst gebaseerde motieven invoegt als een verzwarende omstandigheid bij de bepaling van sancties voor strafbare feiten.

Racistische haatspraak in het politieke debat en de media en discriminatie tegenover leden van de joodse en islamitische gemeenschappen.

11. De commissie is bezorgd over gevallen van racistische en xenofobe haatspraak komende van een aantal extremistische politieke partijen en politici. De commissie is ook bezorgd over het heersend racistisch discours in de media evenals de toegenomen racistische uitlatingen en bedreigingen op het internet. In dit verband is de commissie bijzonder bezorgd over de sterke stijging van discriminatie tegen leden van joodse en islamitische gemeenschappen, met inbegrip van de gerapporteerde toename van verbaal geweld, intimidatie en fysiek geweld tegen joodse en islamitische personen. De commissie wijst er ook met bezorgdheid op dat de anti-semitische en racistische zangkoren gemeengoed zijn in voetbalstadions. Bovendien, akte nemend van de uitleg van de delegatie, behoudt de commissie de bezorgdheid dat de aanpak van de rechtbanken om te bepalen of een beledigende uitspraak al dan niet haatspraak betreft, krachtens het VN-verdrag, adequate vervolging onnodig bemoeilijkt. (art. 2, 4 en 5).

12. In het licht van haar algemene aanbeveling nummers 15 (1993) betreffende artikel 4 van het
VN-verdrag en 35 (2013) over bestrijding van racistische haatsptraak, beveelt de commissie de staat aan om een duidelijk standpunt in te nemen tegen het gebruik van haatspraak voor politieke doeleinden, het verhogen van inspanningen ter bestrijding van racistisch gemotiveerde haatspraak en ervoor te zorgen dat strafbare feiten gepleegd op grond van etnische afkomst en/of religie naar behoren worden onderzocht en vervolgd. De commissie beveelt ook aan dat de staat:
(a) Onderzoek verricht naar de oorzaken en toezicht houdt op alle verschijnselen die aanleiding kunnen geven tot een stijging van racistisch en xenofoob gedrag en de gevolgen hiervan beoordeelt en bestrijdt
(b) Verzekert dat slachtoffers van racistische misdrijven breder toegang wordt geboden tot gratis rechtsbijstand
(c) Krachtdadig racistisch gedrag in de sport, in het bijzonder in het voetbal, bestrijdt
(d) Overweegt de bestaande regelgeving te herzien met het oog op het vereenvoudigen van de juridische vereisten om haatmisdrijven te bestraffen
(e) Op een actieve manier promotie voert onder de media en de internet service providers voor de bewustmaking van hoe belangrijk het vermijden van stereotypen en discriminerend gedrag is en van de intrinsieke waarde van diversiteit.

Etnische profilering en preventie van discriminatie op basis van afkomst en de bestrijding van stereotypering en stigmatisering

13. Akte nemend van de maatregelen die de staat heeft opgezet om melding te maken van en het aanpakken van discriminatie dat reeds heeft plaatsgevonden, is de commissie bezorgd dat stereotypen en discriminerende opvattingen blijven heersen in de samenleving. De commissie is in het bijzonder bezorgd dat:
(a) Er onvoldoende maatregelen worden genomen voor het effectief aanpakken van de oorzaken van discriminatie op basis van herkomst alsook maatregelen om de bewustwording te verhogen omtrent stereotypen en het voorkomen van discriminatie, onvoldoende worden uitgevoerd
(b) Etnisch profileren door de politie en gerechtspsychiaters wordt voortgezet
(c) Etnisch profileren door de politie naar verluid gevoelens van wantrouwen onder minderheden heeft teweeggebracht en hen ontmoedigt toegang tot hulp te zoeken wanneer ze het slachtoffer zijn van een misdrijf of mensenrechtenschendingen
(d) Staandehoudings- en doorzoekbevoegdheden door de politie buitensporig worden uitgevoerd op minderheden die hierdoor nog meer worden onderworpen aan hogere boetes, intimidatie en politiegeweld gedreven door etnische vooringenomenheid
(e) Racistische pesterijen op school zijn toegenomen (art. 2, 4, 5, 6 en 7).

14. De commissie beveelt aan dat de staat specifieke maatregelen neemt om stigmatisering van minderheden te bestrijden en extra aandacht besteedt aan de aanpak van indirecte discriminatie. De commissie beveelt verder aan dat de staat:
(a) Een nationaal actieplan opstelt en uitvoert tegen discriminatie op basis van herkomst zoals ook door andere internationale fora wordt aanbevolen
(b) De nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat staandehoudings- en doorzoekbevoegdheden niet op discriminerende wijze worden uitgeoefend en toezicht houdt op de naleving van dergelijke maatregelen
(c) Maatregelen aanscherpt om racistische pesterijen op school te elimineren, onder meer door het stimuleren, op alle niveaus van onderwijs, van een fijngevoeligheid voor diversiteit en multiculturalisme
(d) Het aantal personen van minderheden verhoogt die zich bezighouden met ordehandhaving doorheen het rechtssysteem
(e) Publieke bewustwordingscampagnes voert over stereotypering en discriminatie en zorgt voor verplichte opleiding op het gebied van mensenrechten en het VN-verdrag, voor leraren, politie en de rechterlijke macht
(f) Het opzetten overweegt van strategieën die het gebruik vermijden van negatieve stereotypering en stigmatisering van minderheden door politieke partijen als basis voor hun politieke activiteiten
(g) Gegevens en informatie verzamelt over de staandehoudings- en doorzoekpraktijken door de politie en deze bevindingen bijvoegt in haar volgende periodiek verslag.

Discriminatie van mensen van Afrikaanse afkomst

15. De commissie is bezorgd over de toename van discriminatie, met inbegrip van etnische profilering en stigmatisering waarmee mensen van Afrikaanse afkomst worden geconfronteerd. Het Comité is ook bezorgd over de structurele onzichtbaarheid van deze discriminatie, zoals blijkt uit het feit dat mensen van Afrikaanse afkomst door de staat niet geïdentificeerd worden als een groep die geconfronteerd wordt met discriminatie. In dit verband is de commissie vooral bezorgd over:
(a) Het onevenredige percentage van armoede en werkloosheid waarmee mensen van Afrikaanse origine worden geconfronteerd
(b) Het beperkt aantal mensen van Afrikaanse afkomst in een openbaar ambt
(c) Het te lage bewustzijn binnen de Nederlandse samenleving over de slavernij en het koloniaal verleden (art. 2, 4, 5 en 7).

16. Rekening houdend met de algemene aanbeveling nummer 32 (2009) over de betekenis en het kader van bijzondere maatregelen en in het licht van haar algemene aanbeveling nummer 34 (2011) betreffende etnische discriminatie jegens mensen van Afrikaanse afkomst, beveelt de commissie aan dat de staat expliciet erkent dat mensen van Afrikaanse afkomst een onderdeel van de Nederlandse samenleving vormen en:
(a) Specifieke maatregelen ontwikkelt en neemt en actief beleid voert om etnische profilering en discriminatie waarmee personen van Afrikaanse afkomst geconfronteerd worden te elimineren en de deelname van personen van Afrikaanse afkomst in een openbaar ambt en posities met grotere politieke verantwoordelijkheid verhoogt
(b) Zorgt voor opgesplitste gegevens in haar volgend periodiek verslag over de sociale en economische situatie van mensen van Afrikaanse afkomst, inclusief vanuit een genderperspectief
(c) Maatschappelijke campagnes voert om ervoor te zorgen dat de samenleving in haar geheel wordt geïnformeerd over de complexe geschiedenis van mensen van Afrikaanse afkomst in Nederland, met inbegrip van de periodes van slavernij en kolonisatie evenals etnische discriminatie waarmee mensen van Afrikaanse afkomst worden geconfronteerd
(d) De informatie vergroot in het schoolprogramma over de slavenhandel, slavernij en kolonisatie.

Culturele tradities en rassendiscriminatie

17. Hoewel de commissie begrijpt dat van de traditie van Sinterklaas en Zwarte Piet wordt genoten door een groot aantal mensen in de Nederlandse samenleving, stelt de commissie met bezorgdheid vast dat het karakter van Zwarte Piet soms wordt afgebeeld op een manier die negatieve stereotypen weergeeft van mensen van Afrikaanse afkomst en door veel mensen van Afrikaanse afkomst wordt ervaren als een overblijfsel van de slavernij dat schadelijk is voor het gevoel van waardigheid en eigenwaarde van kinderen en volwassenen van Afrikaanse afkomst. De commissie is bezorgd over de discriminerende werking van dergelijke beeldvorming dat mogelijk een opvatting overdraagt in strijd met het VN-verdrag. De commissie is verder bezorgd over berichten dat burgers die vreedzaam protesteren tegen dergelijke beeldvorming toestemming zijn geweigerd om dergelijke protesten te houden op een zinvolle tijd en plaats en onderworpen werden aan gewelddadige aanvallen en andere vormen van intimidatie, die onvoldoende zijn onderzocht. (art. 2, 5 en 7).

18. Gezien het feit dat zelfs een diepgewortelde culturele traditie discriminerende praktijken en stereotypen niet rechtvaardigt, adviseert de commissie dat de staat actief de verwijdering nastreeft  van deze kenmerken van het karakter van Zwarte Piet die negatieve stereotypen weergeven en door veel mensen van Afrikaanse afkomt worden ervaren als een overblijfsel van de slavernij. De commissie beveelt aan dat de staat een aannemelijk evenwicht zoekt, zoals een ander weergave van Zwarte Piet en menswaardigheid en mensenrechten verzekert voor alle ingezetenen. De commissie beveelt verder aan dat de staat non-discriminatie verzekert bij het uitoefenen van de vrijemeningsuiting en verenigen en dat aanvallen op demonstranten effectief worden onderzocht en gerechtelijk naar behoren wordt vervolgd.

(...)
Terug